Hans Boselie
Pastorie St. Catharina
| 61 |
Eenvoudig breed herenhuis; kroonlijst met parel-, eier- en tandlijst. Schuiframen. Fraai gesneden bovenlicht. ca 1780. |
No. 98 Naast het huis de Doncquerspoort stond Marktwaarts het huis genaamd het Blauwlaken, thans genummerd 100 en daarnaast in dezelfde richting de huizen, geheeten de Vergulde Ossehuid en de Zwarte Beer of het Beerken, welke beide laatste huizen thans tot één gebouwd en de pastorie zijn van de Kruisbroederskerk te den Bosch, zijnde deze pastorie nu genummerd Vughterstraat 98.
Het huis de Zwarte beer of het Beerken zal geweest zijn het huis, waarvan van Heurn in zijne Beschrijving meende, dat het was het; refugiehuis der Abdij van Averbode en waarover hij aldaar het volgende mededeelde: „De refugie der Abtdye
| 336 |
van Everbode stond voorheen in de Vuchterstraat by de Moolenbrug; die Abdye is in Oostenrijks Brabant geleegen; om deeze rede konden de Algemeene Staaten dit huis niet als overheerd aanslaan, zoodat de refugie door de Abdye zal verkocht zijn, doch op wat tijd (dit geschiedde) heb ik nergens ontdekt. Eenige jaaren geleden is het grootste gedeelte afgebrooken en in een moestuin veranderd; het kappelletje nevens eenige kamers zijn er thans nog van in weezen.” Hoe van Heurn er toe is kunnen komen van te beweren, dat een der huizen in de Vughterstraat het refugie was van de Abdij van Averbode is mij een raadsel, want in de Bossche schepenprotocollen heb ik geen enkele akte kunnen vinden, waaruit zoude kunnen worden opgemaakt, dat die Abdij ergens in den Bosch een refugiehuis bezat. Blijkbaar heeft van Heurn zich alzoo vergist en heeft hij het tweede Katholiek bedehuis in de Vughterstraat voor een refugiehuis aangezien. Wel vond ik in de Bossche schepenprotocollen de navolgende akte van 20 Juni 1591 (Reg. n° 246 f. 461), waaruit blijkt, dat het huis de Zwarte Beer oudtijds toebehoorde aan het Kruisbroedersklooster in den Bosch: Heeren ende broederen Pauwels van Balen, prior, Thomas van Harinxvelt, subprior, Jeronimus van Oisterwijck, custer ende Anthonis van Erp, conventualen des Convents van den Cruysbroederen binnen der stadt van 's Hertogenbossche, soe voer hen als voer allen anderen conventualen des voirs. Convents, present ende toecomende ende in dien name gemechticht tot 's geens navolgende is uuyt crachte van sekere openene brieven van consente by den Eerwerdigen Heer ende broeder Georgio Constantini, meester-generael des Ordens van den Cruysbroederen, onder synen zegele i6 Mey i588 gegeven ende verleent, verkoopen aan Willem Strick, zoon van wijlen Jan: a. een huys metten gront ende hoff, staande in de Vughterstraat tusschen het huis en erf eertijds van Gijsbert Gysselen, nu van hem, kooper, ex uno en tusschen het huis en erf eertijds van Goyart, zoon van Gerrit Goyartszn, nu Willem Herincx Gijsbertszn, ex alio, strekkende achterwaarts tot aan de ach- | 337 |
terste kamer van dien Herincx en van die kamer lijnrecht tot aan de Dieze; b. een erf, gelegen over de Dieze tusschen de erven van genoemde belendende eigenaren, alsmede een erf, dat achter gezegde achterkamer is gelegen tusschen dat van genoemden Gysselen en het voorschreven Convent der Kruisbroeders, - alle welke goederen Jan, zoon van Henrick Franszoon, 7 Augustus 1529 gekocht had van genoemden Goijart, zoon van Gerrit Goijartszn en thans toebehooren aan meergenoemd Convent. Genoemde Willem Strïck, die voorschreven erven van het Bossche Kruisbroedersklooster kocht en toen daarnaast reeds een huis aan de Vughterstraat bezat, was de zoon van den op blz. 138 genoemden Jan Strick en diens tweede vrouw Elisabeth Pynappel Jansdochter. Hij had deze zonen: Willem Strick, wollenlakenskooper, Gijsbert Strick en Hans Strick. Laatstgenoemde Willem Strick erfde van zijnen vader het huis, dat deze vóór gemelden koop reeds bezat en verkocht het 7 Januari 1611 (Reg. n° 281 f. 158 vso), als wanneer het gezegd werd te zijn een huis met tuin, staande in de Vughterstraat tusschen het groot huis van zijnen broeder Hans ex uno en het huis, genaamd het Wit paardje, toebehoorende aan Willem Herincx ex alio en zich achterwaarts uitstrekkende tot aan de Dieze, aan den wollenlakenskooper Peter, zoon van Daniel Janszn, die het 11 Januari 1616 (Reg. n° 341 f. 194) weder verkocht aan genoemden Hans Strick. Deze laatste was toen reeds voor het geheel eigenaar van gezegd groot huis, doordien hij 16 Januari 1612 (Reg. n° 283 f. 208) van zijnen broeder Gijsbert diens 1/3 gekocht had; dit huis werd alstoen gezegd te zijn: huys, erve, hoff ende eene steenen brugghe, liggende over den waterstroom aldaer ende een afterhuys ende anderen hoff, liggende over d'ander syde van het water ende brugge voirs., staande in de Vughterstraat tusschen het huis, dat eertijds toebehoorde aan Willem Strick, en het erf van Willem Herincx, woonachtig te Luik, ex uno en het huis van Jan Goijartszn van Ravenstein, looier en schoenmaker, c.s. ex alio, achterwaarts
| 338 |
uitgaande met eene poort op het kerkhof der parochie van St. Catharina, zijnde dat 1/3 door hem geërfd geweest van zijnen vader Willem Strick. Zoo was Hans Strick, die ook wollenlakenskooper te den Bosch was, nu weder eigenaar van al het onroerend goed, dat zijn vader aldaar bezat, behoudens dat deze 5 September 1591 (Reg. n° 246 f. 499 vso) daarvan aan mr. Gerard Bueckelaer, pastoor der parochiekerk van St. Catharina en kanonik der Kathedrale Kerk van St. Jan te den Bosch, had verkocht - teneinde daarmede voorzegd kerkhof te vergrooten, - een deel van zijnen tuin, gelegen achter zijn huis en erf in de Vughterstraat en uitkomende op het kerkhof van gezegde parochiekerk, zijnde dat deel begrensd door dat kerkhof ex uno en den heimmuur van Goijart Gerritszn, den verwer, ex alio en strekkende van den heimmuur van het Convent des Kruisbroeders tot aan een ander erf van hem Strick. Hans Strick liet zijne voorschreven huizen met tuinen na aan zijne dochters Mechteld, echtgenoote van Johan Karsmans; Maria 1), echtgenoote van Gijsbrecht Karsmans, suikerbakker te den Bosch (den broeder van genoemden Johan) en Francina, echtgenoote van Philips van Horen, koopman in wollenlakens te den Bosch; zij verdeelden 27 Juli 1651 (Reg. n° 400 f. 327) zijne nalatenschap en alstoen kwam een huys, hoff ende erve, staende in de Vuchterstraet, genaemt de Swertten beer, aan Francina en een huys met syne toebehoortten, staande in de Vughterstraat tusschen het voorschrevene en het huis het Wit peertken, aan Mechteld.
Tijdens dat Francina Strick. de huisvrouw van genoemden Philips van Horen, het huis de Zwarte beer of het Beerken bezat, diende dit huis of beter gezegd een in den tuin daarvan staand gebouw tot geheim bedehuis voor de Katholieken, zooals blijkt uit het volgende, dat Martinus Ackersdyck daarover in zijn Memoriaal relateerde:
| 339 |
Op den lesten November 1652 is by my gestoort een paepsche vergaderinge in de huysinge, toebehoorende Philips van Hoorn, gestaen in de Vuchterstraet, daer inwoonster van was Aeltjen Willems, ende alsoo daer geen ofte weynich volck in was als de luitenant Maron ende sijn suster, dewelcke ick hebbe gekent, is daerom voor het huys betaelt de volle peene van fl 300 ende daervan aen mijn Heer (den hoogschout de Bergaigne n.l.) gegeven fl 240.
Dat voormelde huysinge het huis het Beerken was, blijkt uit den navolgenden inhoud eener Schepenakte van den Bosch van 10 November 1693 (Reg. n° 508 f. 243 vso): Paulus de Grauw, secretaris van Thielen, verkoopt de helft in een huis en achterhuis, genaamd het Beerke, staande in de Vughterstraat tusschen het huis van Juffr. Karsmans ex uno en dat van Johan van Ravesteyn ex alio en zich uitstrekkende tot aan het Kruisbroederskerkhof, - welke helft door hem geërfd was van zijnen moederlijken oom Philips van Horen, - aan mr. Marcelius Antonius van der Lee, advocaat te den Bosch.
De andere helft van het huis het Beerken werd geërfd door de kinderen van Maria Strick en Gijsbrecht Karsmans, die erfgenamen waren, als gezegd, van Hans Strick; van daar dat toen Martinus Ackersdijck andermaal eenen inval deed in bedoeld geheim bedehuis, hij zal vermeld hebben, dat het toebehoorde aan laatstbedoelde erfgenamen; hij relateerde toch dien inval als volgt in zijn Memoriaal: Den 27 en Februarij 1656 gestoort een paepsche conventicul, dewelcke wierdt gehouden in de Vuchterstraet, daer uyt hanght het Beerken, toebehoorende de Erffgenaemen van sal. Hans Strick. Is voor het huys betaelt de volle peene enz. De kinderen van Gijsbrecht Karsmans, die in 1689 reeds dood was, waren mr Willem Karsmans, advocaat; een kind, dat mij onbekend bleef; Judith Mechtildis Karsmans, die 4 Februari 1695 een vierde in het huis met erf en achterhuis, genaamd het Beerken, - staande in de Vughterstraat en zich uitstrekkende tot aan het Kruisbroederskerkhof, welk een vierde door haar geërfd was van hare ouders,
| 340 |
verkocht aan Anna Maria Lintermans weduwe van voornoemden Marcelius Antonius van der Lee en Pieter Karsmans, wonende te Vught, die 16 December 1694 reeds hetzelfde had gedaan met zijn een vierde in dat huis, nadat hij den 13e November te voren eerst dat een vierde had afgestaan aan zijnen zoon Gijsbertus Norbertus Henricus Karsmans, geboren uit zijn huwelijk met Anna van Romundt, in mindering van diens filiale portie. Het geheim bedehuis, dat in den tuin van dit huis stond, werd aanvankelijk bediend door eenen pater Predikheer, die een lid der Bossche familie Strick zal geweest zijn, want zijn naam was Dominicus Strick; blijkens het werk van G.A. Meyer de Predikheeren te den Bosch p. 152-155 bediende hij deze bidplaats van 1643 tot aan zijnen dood in 1677. Hij had nog enkele Predikheeren tot opvolgers totdat in 1763 door de Staten Generaal aan de Predikheeren verboden werd nog langer dit bedehuis te bedienen; toen kwamen daarvoor wereldgeestelijken in de plaats.
Den 8 Juli 1773 werd dit bedehuis met de daarbij behoorende pastorie ten name van de Roomsche gemeente van dat bedehuis gevest; het geschiedde bij eene akte, welke luidde als volgt: Johannes Godefridus Heeren, koopman te den Bosch, als gemachtigde van Pieter van der Lee, wonende te Breda en Godefridus van Geel, koopman, wonende te Rotterdam en vermogens de Resolutie der Staten Generaal van 10 Juni 1773, transporteert de Roomsche Kerkenhuysinge, anders genaamt het tweede kerkenhuys in de Vuchterstraat, omtrent de Moolenbrug aldaar, mitsgaders het hofje daarby en aan geleegen, ende alnoch de wooninge en erve, door Bartholomeus Smolders, Roomsch Priester en Pastoor, als hy leefde ende tot sijn overlyden toe gebruykt geweest ende eyndelijk seker kleyn huysje, dienende tot den ingang naar bovengenoemde kerkenhuys, alles te samen neffens huys en erven van Johannes van den Biggelaar, Francis Lomans, mitsgaders Hermanus van Venrooy en Johannes Alleger aan de eene en andere zyden
| 341 |
respectivelijk strekkende, alles te samen voor van de gemelde Vuchterstraat achterwaarts tot tegens den gemeenen weg of straat, loopende langs de Kruysbroederskerk, daarop die panden met een poortje uytkomen, - aan de Roomsche gemeente der meergenoemde kerkenhuysinge. Hoe die kerkenhuysinge, toen was leert ons van Heurn in zijne Beschrijving als volgt: „De kerstpelkerk van St. Kathrijn staat in de Vugterstraat by de Molenbrug; zy is in of omtrent het jaar 1696 getimmerd; het gebouw, dat taamlijk groot en lugtig is, heeft twee ingangen, d'eene in de Vuchterstraat neven het huis des Priesters 2) en de andere tegenover de Kruisbroederskerk; in deeze kerk is maar een autaar; daarin staat een schilderye, die (zo het my voortkomt) door den beroemden Theodorus van Thulden geschilderd is; daarin word de Moedermaagd verbeeld met het kind op den arm, die den roosenkrans aan St. Dominicus geeft 3). Tegenover het autaar is een oxaal, waarop een orgel staat. Deze kerk word door een Priester en een Kappellaan bediend, die in de Vugterstraat eene huizinge hebben, welke in het jaar 1788 geheel is vernieuwd.” Volgens Schutjes IV p. 294 en 353 noot 1 werd dit bedehuis, dat ook volgens hem stond in den tegenwoordigen tuin der Pastorie van St. Catharina (de Kruiskerk) grootendeels gesloopt toen de Katholieken die kerk weder in gebruik namen. De pastorie van dit bedehuis, die het eigenlijke huis het Beerken was, maakt thans een deel uit van de tegenwoordige pastorie van gezegde kerk, welke door den aankoop van het daarnaast staande huis de Vergulde Ossenhuid aanmerkelijk is vergroot geworden.
Over de bedehuizen, welke de Katholieken in den Protetestantschen tijd in den Bosch hadden, nadat de Staten Generaal hun daartoe bij Resolutie van 16 Februari 1747 meer
| 342 |
vrijheid hadden verleend, deelt van Heurn in zijne Beschrijving nog het volgende mede: „Een ieder, die de stad volkomen kent, weet, dat naar maate het getal der Roomschgezinden inwoneren alhier er te weinig kerken zijn of dat de kerken te klein zijn. Op alle de kerkendagen zijn die zo opgepropt, dat er zo veel plaats niet is, dat de menschen daarin staan kunnen, zo dat er veelen onder den blooten hemel moeten blyven. Indien by oorlogstyden er veel krijgsvolk binnen de stad, of dat er in vredestijd eenige regimenten, waarin zich veele Roomschgezinden bevinden, gelegt werden, is het veel erger. In sommige kerken moeten de lieden op zolders onder het dak zitten, hetwelk des zomers niet alleen ongemakkelijk maar ook zeer ongezond is. De Algemeene Staaten hebben denkelijk op het betoog hun deswegen gedaan in den jaare 1775 goedgevonden, dat de kerk in de Kerkstraat twintig voeten uitgezet mogt werden en in het jaar 1779, dat de kerk van den Plebaan in de Tolbrugstraat, die oud was en vernieuwing noodig had, merkelijk vergroot mogt werden.
De Roomschgezinden hebben derzelver kerken zo verdeeld, dat de oude kerstspellen in stand gehouden werden, dan alzo er in het kerstspel van St. Peter en Paulus geen Roomschgezinde kerk staat, is de priester van St. Jan of de Plebaan, ook priester van dat kerstspel. Het doopen, trouwen en alle ander priesterlijke bedieningen over die twee kerstspellen behooren aan denzelven. De kerstspellen van St. Jakob en St. Kathrijn hebben ieder hunnen bijzonderen priester en kerk”.
| 343 |
Noten | |
1. | Zij kocht 4 Juli 1680 (Reg. n° 475 f. 231) het goed Muyserick onder Vugtat van mr. Petrus Husvelt, die het gekocht had van Catharina van Roye weduwe van Rutger Tulleken. |
2. | Naast dat huis liep voorheen een gangetje, waarvan het voorste gedeelte thans is ingenomen door de tegenwoordige pastorie der Kruiskerk. |
3. | Deze schilderij hangt thans in de Kruiskerk; de andere schilderijen, die daar hangen, zijn van Petrus Verhagen en afkomstig uit de Abdij van Averbode. |
1600 | Jan Willems Jans Strick |
1865 | J.H. Corstens (pastoor der R. Cath. kerk St. Catharina) - A.W.D. Kuppen (kapellaan der kerk St. Catharina) - G. Rutten (kapellaan der kerk St. Catharina) |
1875 | J.C. Bijnen (kappelaan der parochie St. Cathar.) - J.B. Bots (kappelaan der kerk St. Catharina) - A.W.D. Kuppen (pastoor der parochie van St. Catharina) - J.J. Versterren (kappel. der kerk St. Catharina) |
1881 | J.C. Bijnen (kapelaan der parochie St.-Catharina) - J.B. Bots (kapelaan der parochie van St.-Catharina) - A.W.D. Kuppen (pastoor der parochie van st. catharina) - J. Sprengers (kapelaan der parochie van st. catharina) |
1908 | E.J.M. Janssens de Horion (kap.) - C.J.C. van Oerle (kap.) - L. Simonis (kap.) - J.H. van Welie (pastoor St. Catharina) |
1910 | E.J.M. Janssens de Horion (kap.) - C.J.C. van Oerle (kap.) - L. Simonis (kap.) - J.H. van Welie (pastoor St. Catharina) |
1928 | A.H. Beijer - A.J. Lange - F.H.A.M. Mommers - Pastorie St. Cathrien |
1936 | Pastorie H. Catharina (Kruiskerk) |
1943 | H.J.G.W. van de Boogaard (kapelaan) - A.J. Lange (pastoor) |
Hans Boselie en Peter-Jan van der Heijden, Bossche monumenten in beeld (1975) 97, 100